Het Nederlanderschap verkrijgen: Waarom het voor sommige vreemdelingen onmogelijk lijkt te zijn. Deel 1

Meestal wonen zij al meer dan twintig jaar in Nederland. Ze zijn goed geïntegreerd, hebben een hoge opleiding genoten, ze hebben goede banen, spreken beter Nederlands dan menig Nederlander en ze voelen zich wellicht al Nederlands. Er is echter een grote MAAR: ze zijn geen Nederlanders en hebben geen Nederlands paspoort. Het enige reisdocument dat zij bezitten is het vreemdelingenpaspoort dat wordt afgegeven door de Nederlandse overheid. Zij hebben meestal ook geen nationaal paspoort van het land alwaar zij zijn geboren of een lange tijd hebben gewoond voordat zij naar Nederland kwamen. De vraag is natuurlijk waarom kan deze groep vreemdelingen niet naturaliseren tot Nederlander of opteren voor het Nederlanderschap? Het antwoord daarop is even lastig te geven, als het feit dat het voor velen lastig lijkt te zijn het Nederlanderschap te verkrijgen. Althans, dat lijkt zo. Er is wellicht een oplossing. En deze oplossing is niet alleen theoretisch of hypothetisch maar in de praktijk haalbaar.

Er zijn tientallen verschillende artikelen geschreven over de situatie van de Ranover’s die niet het Nederlanderschap kunnen verkrijgen in verband met het gebrek aan identiteitsdocumenten. Uiteraard zijn er ook vreemdelingen die met hetzelfde probleem hebben te maken, maar die geen Ranover’s zijn, maar oud-vergunninghouders van bij voorbeeld de 14-1 brieven of een positieve beschikking conform Minister hebben gekregen (discretionaire bevoegdheid). Dit zijn schrijnende gevallen geweest. Wat deze twee groepen gemeen hebben, wanneer het aankomt op de vraag of ze kunnen naturaliseren (dan wel opteren), is allereerst het zojuist genoemde gebrek aan identiteitsdocumenten en ten tweede de registratie van hun nationaliteit bij de Nederlandse overheid als ‘onbekend’. Een ander gemeenschappelijk punt is het gevoelige thema aangaande identiteitsfraude. Vreemdelingen die met een andere (voor- en achter) naam en/of geboortegegevens en /of nationaliteit in Nederland zijn geregistreerd, dan de ‘daadwerkelijke’ identiteitsgegevens zoals bij geboorte vastgesteld of in ieder geval vóór hun komst naar Nederland, hebben een probleem. Daar kan niet omheen worden gegaan. Voor de groep vreemdelingen die als Ranover’s het generaal pardon hebben ontvangen, geldt dat zij nog een mogelijkheid hebben gekregen van de IND om hun ‘echte’ identiteit bekend te maken bij het verlenen van het generaal pardon. Velen dachten dat deze mogelijkheid een nieuw addertje onder het gras was en dat zij het generaal pardon daardoor toch niet zouden verkrijgen. Maar het was echt waar; men kon daadwerkelijk de daadwerkelijke identiteit tonen en het generaal pardon zou behouden blijven. Angst doet aldus veel met een mens. Daardoor heeft een grote groep vreemdelingen niet gebruik gemaakt van dit aanbod van de IND en bleven zij voet bij stuk houden met betrekking tot hun onjuiste identiteit. Voor de niet-Ranover’s is deze mogelijkheid niet geboden. En hebben zij aldus (ongewild) moeten vasthouden aan hun onjuiste identiteit.

De oplossing die er wellicht is, geldt enkel voor degenen die een juiste identiteit hebben laten registreren bij de Nederlandse overheid bij hun eerste komst naar Nederland. Het is namelijk zo dat er voor de groep vreemdelingen die een onjuiste identiteit hebben, eerst het identiteitsprobleem moet worden opgelost, voordat er een start kan worden gemaakt in de naturalisatie- of optieprocedure. En laat je overigens niet anders wijs maken. Eerst identiteit, dan het Nederlanderschap. Een extensief onderzoek in de Nederlandse jurisprudentie omtrent identiteitsdocumenten naar meer dan honderd uitspraken van de bestuursrechter in Nederland, heeft de Raad van State áltijd in het voordeel van de Minister uitspraak gedaan. Het kernargument was en is: “Juist in het kader van de procedure over verlening van het Nederlanderschap dient de identiteit van de verzoeker het voorwerp van onderzoek te zijn, daar het verlenen van het Nederlanderschap, vanwege de daaraan verbonden gevolgen, zaak van groot gewicht is." Dit blijkt uit rechtspraak van de Raad van State.

Zowel vreemdelingen die te kampen hebben met een onjuiste identiteit, als degenen die een juiste identiteit hebben, kunnen hun identiteitsdocumenten niet krijgen. Het gaan dan met name om een geboorteakte en een paspoort uit het land van herkomst. Binnen beide groepen vreemdelingen is in het verleden getracht een naturalisatieprocedure te starten om het Nederlanderschap te verkrijgen. Het meest gebruikte argument, na onderzoek in jurisprudentie (ook in onderstaande uitspraken), is dat men in bewijsnood verkeert omtrent het overleggen van een geboorteakte en een paspoort om daarmee de identiteit aan te tonen. Er is tot op heden geen enkele uitspraak van de Raad van State waarin bewijsnood is aangenomen. Een belangrijke kanttekening die hierbij geplaatst wordt, is dat niet duidelijk is in welke gevallen er sprake is van een juiste of onjuiste identiteit. Daarin lijkt ook geen onderscheid te worden gemaakt door de Raad van State (of de Minister). Terecht, want uit het onderzoek in de jurisprudentie blijkt dat identiteitsfraude niet ter sprake komt. Anderzijds is dit jammer, want zo weet men niet in welke gevallen iemand echt zijn best doet om aan identiteitsdocumenten te komen, maar dit niet lukt en in gevallen waarbij men al reeds bij voorbaat weet wat de reden is dat men niet aan identiteitsdocumenten kan komen (identiteitsfraude). Dit onderscheid in gevallen is wel relevant en dit zou de Minister ook moeten inzien, aangezien het probleem omtrent identiteitsfraude bij de vreemdeling ligt enerzijds, en anderzijds daar waar geen sprake is van identiteitsfraude het probleem vaker niet bij de vreemdeling ligt, maar bij de autoriteiten in het land van herkomst. Door dit onderscheid niet te maken, heeft het gehele beleid omtrent bewijsnood geen enkele zin!

Om het onderscheid tussen de twee genoemde groepen wél te maken en ook duidelijk zichtbaar te maken, is een beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht essentieel. De inherente afwijkingsbevoegdheid zou kunnen leiden tot de conclusie dat de groep vreemdelingen met een juiste registratie van de identiteit wel degelijk Nederlander kan worden. Binnen het kader van een beroep op artikel 4:84 Awb is noodzakelijk een helder, gedetailleerd en met bewijs ondersteund verhaal nodig. Dat het mogelijk is, blijkt uit de reeds vier succesvol afgeronde naturalisatiezaken met een beroep op artikel 4:84 Awb.

By: Atjena Abdi, LL.M.